Nayo

PETER REP
“Nayo” (1992)

Hij is een indiaan uit Columbia, maar ook een Friese jongen van 16 jaar, die ruim 15 jaar geleden door een Nederlands gezin werd geadopteerd. Nayo heeft geen problemen maar wel een sterke wens, een drang die hij al jaren voelt en die niet minder wordt: hij wil zijn moeder zien. Niet dat er iets mis is met zijn ‘onechte’ moeder. Zij is de enige moeder die hij zich voor kan stellen, maar hij weet en ziet dat zij hem niet gebaard heeft.

Als ik naar hem kijk, zie ik een indiaan en lijken de moderne kleren vervreemdend aan z’n lichaam opgedrongen. Eerst wijt ik dat aan mijn onervarenheid om mensen te zien van het Zuid-Amerikaans indiaanse ras, anders dan in fotoboeken of musicerend in authentieke kledij in Amsterdamse straten. Daarna ervaar ik zijn introverte ‘aan’-weziqheid, zijn zwijgzaamheid en ogen die niet direct kijken maar soms een vluchtige blik werpen om direct weer in de donkere holten van zijn huid te verdwijnen. Zijn handdruk is ternauwernood beleefd; week en willoos overhandigd en gauw weer teruggetrokken. De tegenstelling met zijn pleegouders; open, mededeelzaam en betrokken, geven me de illusie dat deze jongen nog maar net uit zijn eigen wereld in onze vreemde is verdwaald.

Nayo heeft geen probleem maar wil alleen zijn moeder zien. Hij hoeft niets te drinken en is niet nerveus.
Vader en moeder willen graag koffie na zo’n lange reis en moeder kan niet zitten van de zenuwen. Ze voelt zich zo betrokken; het gaat toch niet alleen hem maar ook haar aan! Ze wil er zo graag bij zijn; ze is bang.
Het kan Nayo ‘niks schelen’ als zij bij de sessie zal zijn. Hij kan tegen haar geen nee zeggen, maar ook geen ja. De verwarring van zijn dubbele loyaliteit.

Ik bevestig haar in haar betrokkenheid, maar maak haar duidelijk dat haar zoon op een heel andere manier verbonden is met de sessie dan zij en dat het dus storend zou kunnen werken als zij en haar man daarbij aanwezig zouden blijven. Zij begrijpt het bijna te goed en een grapje voorkomt dat ze in haar overbezorgdheid direct op de vlucht slaat.
Tijdens ons eerste telefoongesprek had ik haar al moeten geruststellen met mijn mening, dat een geslaagde sessie eerder de relatie tussen haar en haar zoon zou verdiepen dan verstoren.

Nayo en ik zitten nu tegenover elkaar bij de kachel in de kamer. Ik probeer hem te zien en hij laat even de ontmoeting van onze blikken toe. “Wat zou je voelen als je je moeder zou zien?” vraag ik hem.
De sessie is gestart:
“Blij.”
“Kun je dat nu ook een beetje voelen?”
“Nee.”
“Herhaal eens een aantal keer: “lk wil mijn moeder zien!”

” ……..welke emotie voel je nu?”
“Verdriet.
In mijn schouders.
Het voelt warm, …..onprettig.
Een duwend gevoel, van buitenaf.”
Hij voelt zich zenuwachtig, ongemakkelijk.

“Wie duwt je? Het eerste wat in je opkomt!”
“….…………………………….ik weet het niet.”
“Een man of een vrouw?”
“Een vrouw!”
“Bekend of onbekend?”
“Bekend!! ……… Mijn moeder!!!”

Er trekt een kramp over de emotie heen. Zijn lichaam verstijft, vooral zijn voeten.
“Welke emotie voel je nu: angst, woede of verdriet?”
“Boos.”
“Herhaal het woord ‘boos’ met al je gevoel erin.”
“Boos!, boos!!…..”
‘Welke gedachte zit in deze boosheid?”
“Ik ben in de steek gelaten!!!”
“Van wie is deze gedachte als je geduwd wordt, van jou of van je moeder?”
“Van mij!”

Nayo doet zijn ogen open. De onrustige bewegingen van de oogbollen verraden een veelheid aan flarden van gedachten en indrukken. Nayo wil geen problemen. Hij wil alleen zijn moeder zien. De therapeut in mij stuurt volautomatisch naar de pijn, maar die mag er niet zijn.

Er komt een leventje boven van elke dag weer eindeloos wachten tot moeder terugkeert en als ze verschijnt lijkt het alsof zij hem niet ziet en als zij hem niet ziet kan hij haar ook niet zien. Het enige waar hij haar aan herkent zijn haar beweeglijke lange zwarte haren. Een hoofd zonder gezicht.

Nayo’s problemen zijn verzand in apathie als gevolg van emotionele en fysieke ondervoeding in z’n eerste levensmaanden.
Hij is zonder zich bewust te zijn in dat leven “gestorven” op het moment dat moeder hem afstootte (verdriet en boosheid in schouders en voeten). Zij is nooit meer teruggekomen en hij wacht nog steeds op haar verschijnen.
“Ik wil mijn moeder zien”.
Pas dan zal hij wakker worden als hij in haar zijn eigen identiteit kan terugvinden.

In een renovatie vindt de eerste ontmoeting plaats tussen deze twee zielen. Onder de zwarte haren verschijnt een gezicht. Voor het eerst ontmoeten de ogen elkaar en bloeit de herkenning die liefde heet.
Bonding.
Vrijheid.

“Ik heb haar gezien.”
“De drang is over.”
“Ik wil nu wat drinken.”

Appelsap.

Twee maanden later
De ‘drang’ is weggebleven: hij hoeft zichzelf in haar niet meer te zoeken, daar in Columbia. Voor het eerst begint Nayo zich ’thuis’ te voelen in zijn lichaam, bij deze mensen, in dit land. Hij voelt dat hij nu een keuze wil maken tussen de wereld van de dwalende jongeren met de kleine criminaliteit waarin hij soms verwikkeld was, en ’t werken voor een plaats in deze wereld.

Zelfrespect.
Integratie.