Een doeltreffende sessie

“Een doeltreffende sessie”
Geschreven door een cliënte (1993) 

Onderstaand praktijkgeval is een schoolvoorbeeld van het verband tussen gevoelens uit een vorig leven en problemen in dit leven. Na slechts één sessie voelt de cliënte zich een ander mens. Slaapmiddelen zijn niet meer nodig en haar heftige verdriet is “als bij toverslag” verdwenen. Op verzoek van therapeute Kay van Dijk heeft zij haar ervaringen voor Cyclus op schrift gesteld. Uit privacy overwegingen verzocht zij echter om bij eventuele plaatsing geen naam of initialen te vermelden. De redactie heeft in dit geval besloten het verzoek te respecteren.

Kokhalsneigingen, verdriet en slapeloosheid
Al meer dan vijfentwintig jaar had ik last van slapeloosheid, in al dan niet ernstige mate. Maar de laatste jaren tekende zich een typisch patroon af: zolang ik het druk had met mijn gezin of met andere mensen, had ik geen last. Wanneer ik echter tot mezelf kon komen -tijdens vakanties bijvoorbeeld, of als ik thuis alleen bezig was, met plezierige dingen- dan kon ik niet slapen. Hoe ik mij lichamelijk ook vermoeide, na tien minuten slaap werd ik wakker. Dan voelde ik me overmand worden door verdriet en kreeg ik hevige kokhalsneigingen. Bovendien ervaarde ik dan heel depressieve gevoelens, alsof het leven helemaal geen zin meer had. Ook overdag zat er vaak een brok in mijn keel. Daar kon ik door een huilbui weer een eind aan maken, teneinde de dag nog enigszins redelijk door te komen.

Dit alles had een nadelige invloed op mijn leven. Ik ondernam pogingen om van de verschijnselen af te komen. Dat leverde wel enige duidelijkheid op over andere zaken, maar de klachten hielden onverminderd aan.

Hopeloos onmachtig
Als ingang voor mijn sessie werd het verdriet gekozen dat me zo regelmatig overvalt. Spoedig kreeg ik een gevoel van “Pakken, ik kan niet pakken … water … donker … vies, ik kan niet pakken (steeds meer paniek) … ik kan het niet pakken!” Langzaam dringt de verschrikkelijke situatie tot me door waar ik kennelijk in verkeer. Wanhopig probeer ik een kind uit het water te halen dat aan mijn zorg is toevertrouwd. Ik sta in het water, maar kan niet zwemmen. Bij pogingen onder water te gaan krijg ik het gevoel te stikken en te kokhalzen, want het water is zwart en vies van de rommel. Wanhopig ga ik het water uit, met het gevoel tekort te schieten en Klaasje (zo heette het jongetje, ons zoontje) in de steek te laten. “Ik had meer moeten zoeken, dan had ik hem gevonden,” gaat er door me heen “Ik kan het niet, het is toch te laat, ik voel me hopeloos onmachtig … ik kan er niets aan doen. Ik wou dat ik het over kon doen!”
“Wat zou je over willen doen?”
“Zorgen dat hij niet wegloopt in het water!”

Verdronken
Ik ren weg naar huis, om mijn man te halen. Het lukt hem uiteindelijk om Klaasje uit het water te halen. Maar ik zie dat hij dood is, blauw aangelopen, druipend van het water. Mijn man loopt weg, met het verdronken kind in zijn armen.
Even later lig ik op het gras in de zon. Wanhopig huilend, vol schuldgevoelens. Ik wil niets meer voelen, geen verdriet, geen schuld, niets. Ik wil niet meer leven, maar ben te bang om in het water te springen.
Ik weet niet hoe lang ik daar lig, maar op een gegeven moment slaat mijn man me op mijn nek en schouders, terwijl ik hem hoor roepen: “Je hebt niet goed opgepast, stommeling! Egoïst! Je kan niet voor hem zorgen, je bent het niet waard moeder te zijn!”
Hij slaat de woorden bij me binnen. En ik geef toe: “Het is waar, ik ben het niet waard…”

Ter verduidelijking gaan we naar het moment voor het ongeluk. Ik zie mezelf buiten zitten. Klaasje, een blond jongetje van vier jaar staat naast me. Hij wil gaan spelen. Dat komt me goed uit, want ik heb binnen nog werk te doen. Als ik even later naar buiten kijk, zie ik hem nergens. Ik ren naar buiten toe, begin hem te roepen, klim over het tuinhek heen, en ren door het weiland naar de sloot waar het drama zich voltrekt.

Psychotisch
Dan komen de beelden naar boven van na de verdrinking. Uit mijn gevoelens blijkt dat ik totaal in de knoop zit en een tijdje psychotisch ben. Wekenlang sluit ik me op in een kamertje. Ik  word getroost door mijn man, maar ik kan niet slapen, want ik moet opletten. Opletten dat het niet weer gebeurd, dat Klaasje niet weer verdrinkt. Ik zie mezelf lopen als een geslagen hond, schuldig, depressief, vol verdriet, grijs.
De therapeute vraagt of er nog meer kinderen geboren worden. Na enige tijd voel ik mijn buik, alsof ze geboren worden. De rest van mijn leven loop ik als een kloek achter de kinderen aan. Het valt me zwaar, ik moet me waarmaken als moeder. Ten slotte ga ik tot mijn opluchting dood. Ik hoor een van mijn kinderen zeggen “Moeder, je was lief.” Schamper denk ik “Hoe kan dat nou?”
Ik ben blij dat ik doodga, omdat ik dan geen schuld en verdriet meer hoef te voelen. Maar helaas neem ik al die gevoelens mee. Eerst naar boven… en dan naar dit huidige leven.

Schuld aflossen
In trance doorleef ik mijn gevoelens in het tussenbestaan. Als ik daar de gestorven Klaasje ontmoet, wordt mij veel duidelijk. Het was een ongeluk. Ik kon er niets aan doen. Hij zegt dat hij wist dat hij niet buiten het hek mocht spelen. Bovendien kon ik niet zwemmen, dus kon ik hem ook niet redden. Hij maakt me duidelijk dat ik geen egoïst ben, en me niet schuldig hoef te voelen. Wat een opluchting! Als ik niet schuldig ben, kan ik het eindelijk loslaten! Met een enorm gevoel van opluchting realiseer ik me het verband tussen het verleden en mijn huidige problemen. Tot nu toe werd mijn leven grotendeels bepaald door de schuldgevoelens van de moeder die ik destijds was. Dat uitte zich onder andere in kokhalzen, verdriet en slapeloosheid (“Ik moet oppassen!”). Dit kwam vooral tot uiting als ik niet bezig was met het zorgen voor mijn kinderen. Zolang ik met mijn kinderen bezig was gaf dat rust en kon ik slapen. Ik was immers bezig mijn schuld af te lossen?

Een ander mens
Een merkwaardige bijkomstigheid is dat onze jongste zoon vanaf zijn vierde jaar een bijzonder zorgenkind is. Klaasje was op vierjarige leeftijd verdronken.

De sessie ligt nu enkele weken achter me en ik voel me werkelijk een ander mens. Ik ben meer mezelf, heb meer zelfvertrouwen, en ik mag genieten van de dingen die ik graag doe. Ik slaap heerlijk zonder (slaap-)middeltjes. Het verdriet is als bij toverslag verdwenen. Ik heb werkelijk een hele lading achter me gelaten.