REDACTIE: EVERHARD MULDER & CARINE VERVELD
“Zeven x visie op reïncarnatie”
Zeven reïncarneuten over eigen filosofie (1997)
SJEF:
Geen theoreticus
Ik raakte met haar aan de praat over de therapie. Niet dat ze me erom vroeg, maar omdat ik mijn mond er niet over kon houden. Over de therapie was ze sceptisch, erg sceptisch. En ideeën over reïncarnatie had ze niet. Dat was ‘religie’ en daar kon ze niets mee. Het gesprek was geanimeerd, juist vanwege haar scepsis: ik had iets om me in vast te bijten. Nu ben ik geen groot theoreticus en weet het etherische, spirituele, emotionele en mentale lichaam maar nauwelijks van het fysieke te onderscheiden. Ik werp me in discussies meer op de ervaringen die ik zelf heb als cliënt en als therapeut. Al die etherische en andere zaken heb ik wel geleerd en ik begreep ze zelfs, maar om het nu te reproduceren … Zo kwam het dat we ‘praktisch’ werden. Of ik misschien voorbeelden kon geven van successen. Dat kon ik natuurlijk. Niets is mooier dan ronkend te vertellen van die cliënt die stijf van angst kwam vertellen dat hij ‘niets voelde’. En dat die man geweldig was opgeknapt na het doorwerken van een hoop nare jeugd. Daarna had hij een paar slachtofferlevens gedaan. Telkens kwam hij aan zijn eind wanneer hij liet zien hoe hij zich werkelijk voelde. En tenslotte als klap op de vuurpijl was er een schaduwleven. Wellustig had hij alles uitgevreten wat de Goden hem verboden hadden. Toen hij uit zijn macht was ontzet en op beestachtige wijze was vermoord, besloot hij dat ‘voelen’ toch wel heel gevaarlijk was. Het gezwoeg en gepriegel om in een eindeloze reeks sessies een posttraumatische stressstoornis tot enigszins draaglijke proporties terug te brengen liet ik, ijdel als ik ben, onbesproken.
Specialiteit
Nu wil het dat mijn voorgesprekken normaal gesproken van hogere kwaliteit zijn dan mijn trancewerk. Daar schaam ik me niet voor: iedereen heeft zo zijn specialiteit. Pech is alleen dat je met een cliënt meestal meer sessies doet dan voorgesprekken. Gaandeweg de discussie slopen er daardoor steeds meer specificatievragen in de dialoog en mijn gesprekspartner werd openhartiger. Er bleek een probleem te zijn waarover ze haast nog met niemand had gepraat. Hoe kwam het nou dat ze nog nooit een bevredigende, echt intieme relatie had gehad? Dat ze zich niet anders kon herinneren dan dat ze ‘dood-alleen’ was? En dat die psycholoog van het RIAGG, ondanks tien gesprekken daar ook geen bevredigend antwoord op kon geven? Ik daagde haar uit om samen met mij het antwoord te zoeken. Dat ze geen zak geloofde van dat hele reïncarnatiegedoe interesseerde me niet en dat maakte haar nieuwsgierig. De enige voorwaarde was respect voor wat ze mentaal, emotioneel en lichamelijk zou ervaren. En zelfs wanneer ze wonderlijke, onverklaarbare maar onontkoombaar ware dingen zou ervaren, dingen die je alleen zou kunnen uitleggen vanuit de erkenning dat er vóór dit leven meer geweest moest zijn…. Dan nog hoefde ze niet in reïncarnatie te geloven. Ik vertelde haar dat mijn cliënten meestal niet kwamen om het geloof te ontvangen, maar om van hun klachten af te komen. Daar was ik trouwens ook beter in. Of ik er dan zelf in geloofde? Nee, geloven niet. Uit ervaring weet ik dat het er is.
Misschien hebben de omvang van haar probleem en haar nieuwsgierigheid het gewonnen van haar reserve. Dat iemand die met zoiets vaags bezig is toch ook een redelijk denkend mens kan zijn, kan ook wel bijgedragen hebben. Hoe dan ook, ze kwam in therapie. Dat had meteen iets engs: ik moest waar maken wat ik had verteld.
Het voorgesprek bracht, afgezien van een paar prachtige postulaten, weinig opzienbarends aan het licht. Wel konden we het probleem mooi in kaart brengen en bleek het gebrek aan intimiteit op zijn zachtst gezegd vaker in de familie voor te komen. In de eerste sessie vond ze zichzelf griezelig authentiek terug in de couveuse. De tweede sessie draaide om een vorig leven waarin zij zich als man ervoer. Zijn echtgenote stak hem tijdens de daad in de rug terwijl hij in het volste vertrouwen verkeerde dat zijn concurrent haar eindelijk met rust liet. Ach, zo heeft iedereen wel zijn redenen om aan te nemen dat er ‘meer’ is…
DIANA:
Reïncarnatie: een geloof of een weten?
Wanneer men mij een aantal jaren geleden de vraag stelde hoe ik over reïncarnatie dacht en of ik daar in ‘geloofde’, liet ik me vaak verleiden tot een strijd of een discussie. Nu is het een innerlijk weten; een hele opluchting! Ik heb niet meer het gevoel dat ik me hoef te verdedigen. Dat weten is verstevigd door het volgen van de SRN-opleiding.
Mijn bewustwordingsproces werd voorafgegaan door de dood van een collega en vriend, nu precies 17 jaar geleden. Voor mij was dat de aanleiding om de zin van het leven te gaan doorvorsen. Via astrologie op kwam ik op karmische verbanden en reïncarnatie terecht. Dat was thuiskomen, daar viel een volle portemonnee met kwartjes! Voor mij werd leven een lange draad, waarvan geboorte en dood slechts fasen zijn om van het ene soort bestaan in het ander over te gaan. Het aardse leven is een leerschool die het evolutieproces van mijn ziel ondersteunt. De ziel breidt continu haar bewustzijnsveld uit door de aard van haar ervaring. Totdat het uiteindelijk niet meer nodig is om in een fysiek lichaam te reïncarneren.
Bevriende rupsen
De natuur is mijn grote voorbeeld, de nooit ophoudende transformatie van seizoenen op reis naar vervolmaking. Vandaar dit treffende verhaal uit de natuur: twee bevriende rupsen brachten een groot deel van hun tijd samen door. Op een dag stierf één van de rupsen. Waarop zijn trouwe en loyale vriend begon aan een stille wake vol smart naast het lichaam van zijn heengegane geliefde. Na vele droevige dagen verblind door verdriet, keek de rups op. Hij zag een vlinder die naar hem zat te kijken. “Waarom huil je?”, vroeg de vlinder. “Omdat ik mijn geliefde verloren heb”, antwoordde de rups. Waarop de vlinder zei in al haar pracht en schoonheid: “Maar dat ben ik.” Voor de rups was reïncarnatie moeilijk te begrijpen. Voor de vlinder was het eenvoudig een feit. Zij was immers getransformeerd van de ene fysieke vorm in een andere zonder daarbij de ware essentie van zichzelf in het proces te verliezen.
Het ene seizoen volgt altijd het andere seizoen op, de zomer volgt op de lente. Altijd volgt de rechtervoet de linker. Nooit kan een mens ergens heen gaan zonder ergens vandaan te komen. Elke dag vloeit voort uit de dag ervoor, zoals de dag van vandaag de jonge aanplant is van de boom van morgen. Elke gedachte is een uitvloeisel van een daaraan voorafgaande gedachte, zoals elk leven weer een nieuwe concentrische ring is van de boom van het eeuwige leven.
Mijn gedachten en visie zijn voor mij vertrouwd. Als ik vragen beantwoord, meld ik ook uitdrukkelijk dat het mijn levenservaring is. Vaak vindt er een levendig gesprek plaats met wederzijdse herkenning.
JANSEGREET:
Groeien in bewustzijn
Bij mijn eerste reïncarnatiesessie, nu een jaar of vijf geleden, kreeg ik sterk de indruk dat ik een vorig leven herbeleefde. Geloof in het bestaan van vorige levens begon post te vatten; dit verzin je toch niet allemaal bij elkaar!
Nu, met enige jaren ervaring als reïncarnatietherapeut samen met mijn eigen belevingen, geloof ik dat reïncarnatie bestaat. Alleen al door het feit wat er allemaal gezegd, herbeleefd, aan inzicht verkregen wordt en door de gedragsveranderingen die er plaats vinden bij cliënten en mijzelf incluis. Het kan zijn dat we misschien allen uit een collectief geheugen putten of anderszins. Van alles is mogelijk, maar ik hou het toch op reïncarnatie. Door mijn eigen ervaringen en door observaties bij mijn cliënten is er veel in mijn leven veranderd. Zowel de beleving van en visie op mijn eigen leven als ook op het leven in het algemeen is verbreed. Ik ben mij meer bewust van het grotere geheel en ook de details in ieders leven. Ik heb veel meer inzicht gekregen en tegelijkertijd komen er steeds meer vragen naar boven. Mijn leven is verrijkt, er is veel op z’n plek gekomen. ‘Overleven’ is nu ‘leven’ geworden, ook voor een aantal van mijn cliënten. Het behoeft geen betoog dat ik geloof in vorige levens ofwel in reïncarnatie en die wetenschap stelt me in staat daar anderen en mezelf, noem het therapeutisch, verder mee te helpen. Oosterse religies zijn hiermee vertrouwd. Het westen is er lange tijd al dan niet bewust, verstoken van geweest. Het lijkt er nu dan toch op dat we er echt mee aan de slag gaan.
Bewust leren leven
Zelf heb ik het gevoel dat wij de mogelijkheid aangereikt krijgen om bewust te leren leven en te groeien in bewustzijn. Het bewust leren omgaan met ervaringen, emoties en anders leren kijken. Dit ook anders te beleven, zonder hier een waardeoordeel aan te geven. Ieder gaat op zijn of haar eigen wijze dit proces aan met daarin keuzemogelijkheden. En krijgt daar de tijd voor die nodig is. Of ik dit nu allemaal aan een toekomstige cliënt zal vertellen? Dat hangt heel erg af van hoe deze persoon bij mij overkomt en hoe de wisselwerking is. Maar de discussie over het al dan niet bestaan van vorige levens zal niet op voorhand de therapeutische strategie moeten bepalen. Het bewijst zich zelf wel…. of niet!
TINEKE:
Vóór en na de dood
Als een cliënt bij me komt en vraagt: “hoe denk je over reïncarnatie, bestaat dan”, dan zeg ik: “Ja, ik geloof er wel in, maar dat is ook nog maar sinds ik de opleiding tot reïncarnatietherapeut heb gedaan. Voor die tijd was ik er nog niet zo mee bezig”. En mijn gedachten gaan terug naar het introductieweekend en dan vooral de eerste avond. Alexander Bund doet met ons een visualisatie. Zijn galmende stem voert ons weg van de stoel, het heelal in en terug in ons lichaam in een andere tijd en plaats. Er gebeurt niks, denk ik. Tot hij vraagt om naar de voeten te kijken en ik dwars door mijn gewone benen een paar andere mannenvoeten voel, in sandalen. Ik ben stomverbaasd en kom op een andere plaats in een warm land. Hoe is het mogelijk? Vanaf dat moment ben ik overtuigd. Reïncarnatie bestaat.
Mijn moeder, die zeer sceptisch mijn verhaal aanhoort, reageert boven verwachting. Overtuigd van haar geloof in god, de duivel, hemel en hel, hoort mijn enthousiasme en zegt: “Ik vind het fijn voor je dat je dit hebt gevonden.”
Als ik terugkijk, realiseer ik me dat de SRN-opleiding veel heeft betekend voor de relatie met haar. We zijn nader tot elkaar gekomen. Door mijn ervaringen te delen en mijn visie bij het overlijden van m’n vader aan kanker op 52-jarige leeftijd, krijgt zij ook inzicht in haar leven. Zonder mijn geloof in reïncarnatie was dit vast niet gebeurd. Het bestaan van een hiernamaals is me met de paplepel ingegoten. Tot mijn 21ste zat ik iedere zondag in de kerk. En als we bij pake en beppe waren zelfs twee keer. Ook ging ik naar zondagsschool en later naar catechisatie. Daarna was ik bevrijd van deze dwang. Ik zwoer het geloof af en liet me uitschrijven uit de kerk. Ik wilde niets meer te maken hebben met mensen die me vertelden hoe ik moest leven en zelf het slechte voorbeeld gaven.
Stem van oma
In 1979 kreeg ik tijdens een vakantie in Engeland een droom. Ik hoorde de stem van mijn overleden oma. Ze riep haar man een paar maal: “Wiebe, je moet komen”. Thuisgekomen hoorde ik dat mijn opa in de vakantie was verdronken in een sloot bij het kerkhof, terwijl hij water haalde voor de bloemen op mijn oma’s graf. Mijn geloof in een voortbestaan na de dood was hersteld. Toen mijn dochter van vier mij vertelde dat ze mij gekozen had uit een hele rij van moeders, ging ik ook geloven in een hiervoormaals.
Deze gebeurtenissen in mijn leven hebben me overtuigd van een bestaan voor en na de dood. Reïncarnatie bestaat. Ik heb hierdoor een andere kijk op het leven gekregen. Ik ervaar me een onderdeel van een veel groter geheel. waarin de grote lijnen vastliggen. Als ik iets heb te leren kan ik vechten of vluchten. Loop ik weg, dan komt er een andere gelegenheid om het alsnog te leren, maar wel iets zwaarder. Dit gaat net zo lang door, totdat ik inzie dat het beter is om iets meteen op te pakken en er doorheen te gaan. Hierdoor heb ik meer durf gekregen bijvoorbeeld om mijn baan in het onderwijs op te geven en een praktijk als reïncarnatietherapeut te beginnen. Het is onvoorstelbaar hoeveel levensenergie ik daarvoor terugkrijg.
ANTOINETTE:
Reïncarnatie-tic
“Als een cliënt bij je komt en aan jou vraagt: “Hoe denk je over reïncarnatie, bestaat dat? Wat is jouw visie daarop?” Wat is dan jouw antwoord?”. Dat staat in de brief die ik begin deze maand kreeg van de Cyclusredactie. Oh jee, gaat er door mij heen, een visie! Die heb ik helemaal niet, help! Die eerste vraag daar kom ik nog wel uit. Reïncarnatie bestaat, dat wist ik al toen ik zes jaar was. Ik vertelde mijn moeder toen dat ik eerder geleefd had. Ik kon haar ook vertellen als wat: een non. Dat die verhalen in de familiekring niet altijd even serieus ontvangen werden, deerde me niet. Ik ben de enige in mijn familie met een reïncarnatie-tic, de rest vindt het maar eng. Ik wist het zeker, ik was hier eerder geweest. Hoe ik dat wist kon (en kan) ik niet uitleggen. Voor mij was (en is) dat een ‘weten’. Dat ik ondertussen uit sessies weet dat ik een aantal levens als non, priester of christen had, verklaart misschien waarom geloven in iets voor mij vrij gemakkelijk is. Een visie erachter zetten, is lastiger. Omdat geloven in reïncarnatie voor mij zo vanzelfsprekend is, heb ik me nooit zo bezig gehouden met een visie. Wel dacht ik dat het leven een betekenis zou hebben, je leeft niet voor niets, maar waarvoor dan precies? Om anderen te helpen (door je aanwezigheid soms alleen al) en om iets te leren van het leven dat je leidt. Daar komt het zo’n beetje op neer.
Klein radertje
Ik ben daar heel lang serieus mee bezig geweest. Vaak nadenken waarom iets nu weer gebeurt en wat dat voor mij betekent. Aan bijna alles hechtte ik een betekenis. Leuk, maar je wordt er ook hondsmoe van. De laatste tijd is er echter iets veranderd. Bijna overspannen van de drukte en de spanningen op mijn werk en een intensieve studie, ben ik eens goed na gaan denken over hoe ik wilde dat mijn leven eruit zou zien. Een aantal sessies er tegenaan gegooid en het resultaat is dat ik nu zeer relaxed rondloop. Ik ben er achter gekomen dat alles wat ik doe eigenlijk helemaal niets voorstelt vanuit een groter plan gezien. Dat was voor zo’n gelovige als ik een openbaring. Een klein radertje in het geheel zijn, maakt dat alles makkelijker te relativeren valt. En dat ik ook kan denken dat we een beetje leven voor de lol.
THOMAS:
Zelf ontdekken
Zó zal een cliënt mij dat nooit vragen. Maar hij mag mijn antwoord wel weten. Dat wat bestaat is wat je ziet en accepteert. En gezien alle mensen andere ervaringen hebben en bovendien elk op eigen wijze hiermee omgaat, zijn er zoveel werelden als er mensen zijn. De cliënt heeft recht op eigen beleven en leven. Hij komt bij mij om van een probleem af te komen. Dat is primair. Hij (natuurlijk ook zij) weet dat ik reïncarnatietherapeut ben. Als hij wil, zal hij zelf ervaren en ermee doen wat hij wil. Natuurlijk zorg ik voor begeleiding en luister ik. Bij sommigen zal ik soms van eigen ervaring (reïncarnatie- en levenservaring) vertellen. Dan weet ik dat dat kan en dat het verder helpt. Zelf ontdekken. Ook dat reïncarnatie een belangrijke optie kan zijn. Daar gaat het om. Iemand van een religieuze orde (Rooms katholiek) kwam eens in nood bij mij. Zij vroeg niets over reïncarnatie, wel over hulp. Na een voorgesprek en twee sessies zei ze: “Ze hoeven mij niet te vertellen dat reïncarnatie niet bestaat. Voor mij is het een realiteit.”
HILDA:
Kleur bekennen
“Maar geloof je zelf in reïncarnatie?”, met deze woorden opent een cliënt vaak de dialoog. Logisch: de naam van ons beroep roept automatisch deze vraag op. Als reïncarnatietherapeut moet je regelmatig kleur bekennen en vertellen hoe je zelf over het onderwerp denkt. Ik laat mensen weten dat ik open sta voor de reïncarnatiegedachte. Als ze echt geïnteresseerd zijn en willen weten hoe ik hier persoonlijk over denk, dan ben ik bereid ze het een en ander te vertellen. Bijvoorbeeld over het holografische model. Het klinkt ze in eerste instantie meestal nogal ingewikkeld in de oren, maar eigenlijk is het heel eenvoudig en aan de hand van voorbeeldjes maak ik duidelijk wat ik bedoel.
Een dergelijk gesprek zou ongeveer als volgt kunnen verlopen:
C: “Bestaat het dat je je een vorig leven kan herinneren?”
T: “Soms, soms niet. Deze herinneringen zijn niet altijd bewust aanwezig. Het kan gebeuren dat je denkt dat je je een of meer levens niet herinnert, omdat je er geen bewuste beelden van hebt. Het zou kunnen dat je onbewust toch het hele verhaal bij je draagt. Dat kan zelfs verschillende levens betreffen. Je bent in dit leven als het ware de optelsom van alle voorliggende ervaringen. Sommige levens kun je je misschien goed herinneren, omdat deze op de een of andere manier makkelijk toegankelijk zijn. Bijvoorbeeld via een talent dat je bezit, al zal het misschien tot nu toe niet in je op zijn gekomen om dit toe te schrijven aan een vorig leven. Wellicht openbaart zich iets uit een vorig leven aan je in de vorm van een probleem. Dit probleem manifesteert zich net zo lang aan je totdat je door hebt hoe je dit probleem kunt transformeren of integreren. Hierdoor kan je veranderen en groeien. Wat je in therapie doet is in feite jezelf opnieuw bewust worden van ervaringen en gebeurtenissen die nu nog steeds een invloed op je hebben en niet afgemaakt zijn. Het zijn als het ware de afgesplitste delen die we terughalen in therapie, dus (opnieuw) laten incarneren. Door middel van zo’n afgesplitst deel, dat we meestal ervaren als een probleem, hebben we toegang tot de hele ervaring. Zodat we het onaffe verhaal, dat je misschien al eeuwen bij je draagt, compleet kunnen maken.”
C: ” Maar hoe weet ik of ik niet fantaseer? ”
T: ” Als je het zo wilt benoemen, sta jezelf dan toe om te fantaseren. Aan het eind van de sessie kun jij altijd nog bepalen of het een fantasie was of dat het meer was dan alleen een fantasie. Belangrijk is om in ieder geval te ervaren wat het te maken heeft met de kern van je probleemstelling. Misschien kom je zelf wel tot de conclusie dat het met vorige levens te maken heeft.”
Cliënten willen tijdens het intakegesprek horen hoe ik zelf over het onderwerp reïncarnatie en vorige levens denk. Een veel gestelde vraag is: moet ik daar nu ook in geloven om deze therapie te ondergaan? Waarop ik meestal antwoord dat dat geen verplichting is. Ik vraag wat ze zelf onder reïncarnatie verstaan en van waaruit ze deze vraag stellen. Waarom de keuze op deze vorm van therapie is gevallen, want ergens moet er wel een verbinding met het onderwerp zijn. Of een nieuwsgierigheid naar het zoeken van een antwoord op de thematiek. Anders zouden ze niet kiezen voor reïncarnatietherapie.