FILOSOFIE
EVERHARD MULDER
“‘Therapeut’ betekent boodschapper van god” (1995)
Ik was vijf jaar toen mijn vader mij aan de kraag van mijn zondagse jasje onderuit een Katwijkse kerkbank vandaan plukte. Vol ontzag was ik letterlijk onder gegaan. De dominee had met bulderende stem de grootte van de bek en de tanden van de krokodillen van de Nijl beschreven. “Niet zo’n bek, niet zo een, maaaarr gemeeheennte, wel zoooohhooo’n bek” beeldde hij met wijdse armgebaren uit. Toen hij desgelijks de tanden ging beschrijven was het met mij gedaan … Ik lag letterlijk plat van angst. De dominee had dit alles nodig om het vertrouwen in God van de moeder van Mozes te beschrijven toen zij hem in een biezen kistje in de Nijl legde. Veertien jaar later ging ik theologie studeren in Amsterdam. Als domineeszoon dacht ik dat die studie mij eenvoudig af zou gaan, maar dat viel erg tegen. Elf jaar later haalde ik de eindstreep: ik was dominee. Een commissie bepaalde dat ik “vrijzinnig protestant” was: laat ik zeggen de linkse vleugel van de protestantse kerken in Nederland. Ik koos er niet voor om als predikant te gaan werken en nam een baan in het volwassenenonderwijs. Maar ik preekte wel. Dat deed ik ook in 1968 in Barneveld en daar vloog een ouderling mij letterlijk naar de keel; ik had nog wekenlang blauwe striemen en een rauwe stem. Ik had het gewaagd in mijn preek de Amerikaanse bombardementen op Vietnam überhaupt, maar zeker tijdens de kerstdagen, te veroordelen. Niet alleen was de betreffende ouderling beroepsmilitair, maar tevens de Amerikanen zeer dankbaar voor de bevrijding!
Ik was vijfendertig toen ik in Griekenland ergens hoog op een bergtop bij toeval in een piepklein kapelletje terecht kwam, waar een oude “papas” elke zondag de mis diende. Al jaren kwam er niemand meer: de tocht naar de top van de berg was te zwaar. Na de mis brachten hij en ik een paar uur samen door. Mijn Grieks en zijn buitenlands waren even belabberd, maar we deelden elkaars zorgen om de wereld, de kinderen, de bewapening; zijn bibberende oude handen op mijn hoofd toen hij mij ten afscheid zegende, vergeet ik nooit.
Ik ben nu 47 en besluit dit jaar te stoppen met preken omdat sessies geven meer beantwoordt aan wat ik wil.
Verscheidenheid
De ‘kerk’ of het ‘geloof’, waar hebben we het dan over? Er is geen land ter wereld waar zoveel verschillende kerkvormen bestaan als in Nederland. Blijkens een artikel onlangs in de Volkskrant wijst onderzoek uit dat twaalf van de vijftien miljoen Nederlanders zichzelf aangesloten acht bij een of andere religieuze groepering. Zevende dag-adventisten, Rozenkruisers, Youth with a mission. Artikel 31, New Age, True Teachings of Christ’s Temple, de Pinkstergemeente, noem maar op. Deze genoemde groepen vallen allemaal binnen het christendom; we kennen in Nederland inmiddels alle wereldreligies met ook al hun afscheidingen en richtingen. Religie neemt kennelijk een grote plaats in het leven van mensen in, ook anno 1995. Het besef dat ‘er meer is’ dan enkel het zicht- en tastbare, het zoeken naar zin en betekenis van het leven, behoefte aan be- en overheersing van het leven, behoefte bij een groep te horen, onzekerheid over wat er na de dood gaat gebeuren….. Talloos zijn de motieven van mensen om zich bezig te houden met een of andere vorm van godsdienst.
God als projectie
Kijk je fenomenologisch (1) naar godsdienst dan kan je waarnemen dat bijna altijd mensen dié godheid aanbidden, die datgene doet of bewerkstelligt wat de mens zelf niet kan. Mensen gaan op jacht omdat het beest het vertikt om op eigen gelegenheid naar de mens te komen. Die slaat op de vlucht en dus maken de jagers zich een god die hen helpt die vangst toch te pakken te krijgen. We verbouwen gewassen; die doen het niet altijd goed en dus maken we ons een god die daarvoor zorgt. En omdat de mens zelden of nooit zomaar iets gratis doet, doen die goden dat ook niet. Dus moet je ze offers geven, onderdanig zijn, want anders helpen ze je niet et cetera. Kortom: de eigengemaakte goden helpen de mens met wat hij zelf niet in de hand heeft, waar hij machteloos is, iets niet kan of niet begrijpt. Zo ontstaan er goden voor de oorlog, de vruchtbaarheid, de gewassen, de dieren, het huwelijk enzovoorts. Hoe meer de mens zelf in de hand heeft of denkt te hebben, hoe meer hij weet, des te minder goden hij nodig heeft. Zo was onweer ooit Thor, die woest met zijn wagen over de wolken denderde en zijn bijl wierp. Wij hebben daar in onze tijd geen god meer voor nodig. Bonhoeffer, een beroemde Duitse theoloog (2), beschrijft de relatie tussen mens en god als een groeiproces. Hij gebruikt beelden van vader en zoon. Zoon groeit op, wordt langzaamaan volwassen en heeft de helpende hand van zijn vader niet meer zo nodig. Maar zoon moet wel steeds meer zelf beslissen en krijgt steeds meer verantwoordelijkheid. Die eigen verantwoordelijkheid drukt zwaar. Er zijn talloze mensen die dat niet aankunnen en weer terug willen naar die afhankelijke relatie, waarbij god alles beslist en stuurt en je dus geen eigen verantwoordelijkheid hebt voor je daden. Maar bij vele zelfverantwoordelijke mensen, met name in Europa, treffen we een god nu enkel nog daar aan waar de moderne mens het niet meer weet. Bij geboorte en sterven, aldus Bonhoeffer. Omdat reïncarnatietherapeuten dat nu ook allemaal menen te begrijpen hebben zij geen god meer nodig…. Doen ze er daarom af en toe zo schamper over?
De ene kam waar we niet alles over kunnen scheren
Er is reden te over om ‘de kerk’ van alles in de schoenen te schuiven: onderdrukking van de vrouw, seksualiteit, vrijheid, verbod op het gebruik van voorbehoedmiddelen, machtsmisbruik, aanzet tot oorlog. Zo kan ik nog wel even doorgaan en zou dat graag doen, want ik ben het van harte met al die kritiek eens. Maar ik wil een paar kanttekeningen maken. Allereerst: je kan en mag niet alle kerken op een hoop gooien. Er zijn grote verschillen en die zijn er niet voor niets. Je kan niet een uitspraak van de een of andere gek als representatief voor ‘de kerk’ zien. Dat willen reïncarnatietherapeuten ook niet binnen hun terrein. Er zijn kerken waar mannen en vrouwen dezelfde rechten en plichten hebben, waar seksualiteit niet enkel en alleen voor de voortplanting geldt. Er zijn kerken (daarover straks meer) die op de bres staan voor vrijheid en bevrijding uit welke vorm van onderdrukking dan ook. Het is met name voor mensen die zich met zó’n kerk verbonden weten en voelen, erg pijnlijk om steeds weer geconfronteerd te worden met ongenuanceerde, oubollige vooroordelen die voor hen niet gelden en die zij ook bestrijden.
Ten tweede: hierboven heb ik getracht aan te geven dat religie veelal voldoet aan een behoefte van de mens. Dat mensen zich aansluiten bij een bepaalde religieuze groepering of daarbij blijven, zegt dus iets over hun behoefte. Waarom blijft iemand bij een religieuze groep die alle lichamelijkheid ontkent? Waarom kiest of maakt iemand zich een god die dat van hem wil? Wat beweegt mensen om zondags met ongekamde haren achter gesloten gordijnen te zitten of naar de kerk te gaan om over zonde, schuld en boete te horen? Wat beweegt anderen om zich vanuit de kerk in te zetten voor asielzoekers, illegalen, vluchtelingen?
Calvinisme
Een deel van die mensen zal zijn opgegroeid in een bepaalde sfeer (je ouders gereformeerd of moslim, dan jij ook) en blijven erin hangen. Juist wij therapeuten weten toch heel veel over postulaten, conclusies bij het sterven en daaraan gebonden beslissingen die mede bepalend zijn voor de plek, de cultuur en de ouders waar je nu bent geboren?
Een ander deel kiest bewust voor zo’n kerk en ook hierin spelen postulaten mee. Het postulaat “wat er ook gebeurt: het is allemaal mijn schuld” maakt je uiteraard gevoelig voor een kerk die spreekt over zonde, boete en schuld. Het postulaat “ik ben niets waard” of “ik moet de wereld redden” kan mensen voor een bepaalde kerk- of geloofsvorm doen kiezen die dat postulaat bevestigt. Zo is het bijvoorbeeld opvallend hoe Carine Verveld in haar artikel “Gereformeerd Gereïncarneerd” (Cyclus 95/2) spreekt over “het echte Calvinisme: heb uw naaste liever dan u zelf”. In de Bijbel staat “Hebt uw naaste lief als uzelf” en er wordt exact mee bedoeld wat Verveld er zelf later onder is gaan verstaan: ik kan pas een naaste liefhebben als ik mijzelf liefheb. Deze zinsnede uit de Bijbel verbasteren tot ‘je naaste meer liefhebben dan jezelf’ doet de vraag opkomen: wie of wat maakte dat mensen dit op deze manier hebben veranderd? Het ‘reddertjes- syndroom’, als gevolg van onbewust schuldgevoel?
Kip of ei
En dan komt de vraag van het kip of het ei: “Ben ik depressief omdat dominee steeds over zonde preekt? Of ga ik naar zo’n dominee omdat ik me depressief voel en hij daarop aansluit? Maakt de dominee mij met zijn politieke preek tot een rebel? Of ben ik al een rebel en kies ik dus voor die dominee? Waarom preekt de ene dominee zus, de andere zo?”. Een dominee heeft tegenwoordig vele zorgen, maar een hele grote is toch wel: hoe krijg ik of houd ik mijn kerk vol? Hij gaat dus de Bijbel uitleggen zoals zijn gemeente het horen wil. Anders lopen de mensen die nog komen allemaal weg. En zo bevestigt de een de ander.
Kortom: de mens maakt zich een kerk en een god. Die kerk en die god maken de mens. Het zegt dus heel veel over mensen welke godsdienstige opvattingen ze erop na houden. Kennelijk kiezen ze daarvoor, want als er ergens veel keuze is dan is het wel in Nederland. Die keuze zal vaak mede door postulaten zijn bepaald. Het siert therapeuten als zij daar voorzichtig mee omgaan.
Jung
Hierop aansluitend is het therapeutisch boeiend om te zien hoe de mens zichzelf (ook) via religie een juk oplegt, waar hij vervolgens met alle mogelijke moeite onderuit wil, maar niet kan of durft. Zo maakt de mens zich bijvoorbeeld het beeld van een god die louter en alleen goedheid, licht, zuiverheid en liefde is. Om zich vervolgens daaraan te meten en vast te stellen dat je als mens weliswaar net zo zuiver en liefdevol zou moeten zijn, maar dat dat een mens niet gegeven is. Dus moet er wel sprake zijn van zonde, ja zelfs erfzonde (je erft de zonde via je ouders en je bent dus altijd zondig, ook al heb je niets verkeerds gedaan). Wij mensen zijn, zo menen sommigen zelfs, al vanaf het ontstaan van de mensheid verdoemd. Jung wijst in “Antwort auf Hiob” (3) erop dat god en duivel projecties zijn van de polariteit van de mens. Zowel god als duivel zijn delen van onszelf die we buiten ons projecteren. Omdat het goed is je eigen schaduwzijde te kennen en te integreren, moeten we, stelt Jung, ook de projectie van god als louter goedheid loslaten: god is goed én slecht. God is ‘god’ en ‘duivel’ tegelijk. De duivel als schaduwzijde van god en andersom. Zo’n geïntegreerd godsbeeld zou mijns inziens de mens helpen zichzelf te integreren, maar zover is de mens nog niet. Daarom is er nog niet zo’n godsbeeld. Juist reïncarnatietherapie, waarin gewerkt wordt met postulaten, projecties en polariteit, zou mensen met een dergelijk eigengemaakt en geprojecteerd godsbeeld waaronder ze lijden, goed kunnen helpen.
Bevrijding
Mijn derde kanttekening. Er is in de zestiger jaren in Latijns Amerika een stroming ontstaan die zich de “Theologie van de bevrijding” noemt. De goede boodschap (Grieks: eu angèlion = evangelie) van vrijheid van en bevrijding uit onderdrukking en uitbuiting, werd in de landen waar in die tijd dictatoriale regimes heersten, weer ontdekt. Men beriep zich daarbij op allerlei verhalen uit de Bijbel, zoals het verhaal dat god het Joodse volk hielp ontsnappen aan slavernij in Egypte. Of verhalen over Jezus die mensen van allerlei kwalen en boze geesten genas. Mensen daar leerden uit die verhalen dat god wil dat de mens vrij is. Vrij van alles wat hem verhindert te zijn die hij zou kunnen zijn. Niet alleen maatschappelijk maar zeker ook mentaal, emotioneel en somatisch! MMES-vrij dus. Er zijn in Nederland mensen die, geïnspireerd door déze uitleg van de goede boodschap, veel werk verzetten dat andere maatschappelijke instituties laten liggen. Zoals veel zorg om de echte armoede in Nederland, de afgewezen vluchtelingen, illegalen, zigeuners, dak- en thuislozen, Aidspatiënten, zwervers en drugverslaafden. Dat wordt grotendeels betaald en veelal verricht door mensen vanuit die kerken die een god kennen, die wil dat de mens vrij is en kan worden die hij werkelijk is en hem daarbij helpt. Ik erken en herken veel daarin van wat ik ook doe in sessies: mensen helpen zich vrij te maken van onderdrukkende en onvrij makende opvattingen, emotionele en fysieke belemmeringen.
Armoede
Mijn vierde kanttekening tenslotte is dat (de keuze voor) het lid blijven van een kerk of geloofsgroep ook een teken is van armoede van onze samenleving. Waar worden elders vragen gesteld over de zin van het leven? Niet in de politiek, niet in de vakbonden, niet op scholen, de tennisclub of de sportschool. Waar anders dan in de vaak armoedige setting van een kerkelijke bijeenkomst, kan iemand iets van mystiek beleven, iets van ‘er is meer dan alleen het zicht- en tastbare’? Wat wordt kinderen daarover op school geleerd tijdens spelletjes achter de computer of thuis? Zolang er geen beter alternatief is, zal mijns inziens de kerk in al haar verschillende vormen en uitingen blijven bestaan. Omdat mensen zeer verschillende behoeften hebben. Schamper doen over ‘de kerk’ is schamper doen over serieuze behoeften en onvermogens van mensen. Dat lijkt mij geen goede attitude voor een therapeut. Het woord therapeut betekent immers letterlijk “boodschapper van god”. Ik ben me ervan bewust dat ik in het bovenstaande godsdienst als een vorm van behoeftebevrediging en god als projectie van de mens heb omschreven. Is dit niet erg mager? Is het niet meer dan dat? In vele gevallen is het inderdaad niet meer dan dat. Er zijn mensen die zeggen dat god zich aan hen openbaarde. Sommigen menen Hem dan ook precies te kennen. Je krijgt dan uitspraken als “God zal hierover niet toornig wezen, maar wel bedroefd”. Ik heb de neiging zulke godskennis te wantrouwen. Mijn mening is dat mensen God niet kunnen kennen. Het is een mysterie dat ons aardse bevattingsvermogen te boven gaat. Wie weet mogen we aan het eind van onze incarnaties bij de uiteindelijke verlichting kennis met Hem maken. Pas dan en niet eerder.
Christelijk geloof en reïncarnatie
Toen ik eind zestiger, begin zeventiger jaren theologie studeerde, kwam reïncarnatie totaal niet aan de orde. Binnen het christelijk geloof is het geen item. Nog steeds niet, ook al houdt men nu af en toe een symposium (zie Cyclus 95/2) of een studiebijeenkomst. In wat men wel eens ‘de vroege kerk’ noemt (200 tot 400 na Christus) was het wel ooit een thema (onder andere ten tijde van Origenes) (4). Men wees het idee toen van de hand. Reïncarnatie heeft daarna nooit in de geloofsleer thuisgehoord. Het christelijk geloof daarop bevragen is net zo vreemd als vragen om een uitspraak over een paard; ook daarover had het christendom nooit een mening. Daarentegen richtte het christendom zich sterk op het huidige leven. Hoe leef ik zo goed mogelijk tussen mijn geboorte en mijn sterven? Wat daarvóór kwam, was na die vroege kerk vrijwel nooit meer onderwerp van discussie. Wél wat erna kwam. Hemel en hel werden de mensen voorgehouden als vette worst of straf. Een extra middel om mensen zich te laten beperken tot bij het leven van nu én zeker ook als middel om mensen in de macht te krijgen en te houden. Het was Luther die zich als eerste openlijk tegen deze overheersing van de mens verzette en de mens een verantwoordelijkheid voor zijn eigen heil gaf. Tegenwoordig spreekt men in de reguliere kerken niet meer zo over hemel en hel. Het zijn wat ongemakkelijke begrippen geworden waar men eigenlijk geen raad meer mee weet. Men kan er geen invulling aan geven, hooguit een uiterst vage. In allerlei sekten en kleinere religieuze groepen wil men nog wel eens vastomlijnde ideeën hebben omtrent hemel en hel. Ook daar komen we weer uiterst boeiende projecties tegen van mensen die allemaal precies denken te weten hoe het toegaat in de hel. Zo weet de een je te vertellen dat je er naakt gegeseld wordt, terwijl de ander zeker weet dat er in de hel een enorme rijkdom is aan voedsel. Je armen zouden echter te lang zijn, zodat je er steeds maar niet bij kan. Persoonlijk ben ik van mening dat reïncarnatie niet strijdig is en hoeft te zijn met het christelijk geloof. Tot de geloofsleer behoort dat Jezus aan het kruis de dood overwon. Christenen hoeven niet meer de uiterste angst voor de dood te hebben. Zij kunnen en mogen weten dat die macht overwonnen is. Overigens sprak mij dat nooit zo aan, tot ik mijn eerste reïncarnatiesessie onderging en zelf ervoer dat de dood inderdaad niet het einde is. Daarnaast leven christenen in de zogenaamde ‘messiaanse’ verwachting. Jezus, de Messias (= redder) zal ooit op aarde terugkeren. Over reïncarnatie gesproken! Dat is wat ik nooit van het christendom begreep: het is de enige godsdienst die gelooft en belijdt dat de ‘leider’ zal reïncarneren, maar houdt zich met reïncarnatie verder niet bezig. En zet zich zelfs er tegen af.
Discussie
De vraag kan ook gesteld worden: wat kunnen reïncarnatietherapeuten aan het christelijk geloof hebben? Van het Boeddhisme leren wij over ‘bardo’s’ en wat er na het leven gaat gebeuren. Vele boeddhisten zien het leven op aarde als een voorbereiding op de komende dood. Van het Hindoeïsme leren wij over ‘karma’ en ‘samskara’ (5). Wat kunnen wij, reïncarnatietherapeuten, van het christendom leren?
Het christendom beperkt de mens sterk bij zijn leven op aarde en zijn verantwoordelijkheid ten opzichte van de medemens. In de kringen van reïncarnatietherapeuten is het weleens een punt van discussie. Stel dat we dat leven vinden dat het beste bij ons leerdoel en onze ontwikkeling door de eeuwen heen past, hoe passen ‘solidariteit’ en ‘verantwoordelijkheid ten opzichte van een ander’ er dan in? “Ik en mijn gang door levens heen. Daar gaat het om. Dat is mijn verantwoordelijkheid en de ander heeft zijn eigen verantwoordelijkheid. Daar heb ik niets mee te maken: dat is de ander zijn zaak”, hoor je wel eens. Vertaald naar een concrete situatie: “Dat iemand in de Sahel-landen in Afrika wordt geboren of in voormalig Joegoslavië is toch zeker zijn keuze? Daar zal wel karma in meespelen of het zal zijn leerdoel wel zijn. Wat heb ik ermee te maken?”
Mijn overtuiging is dat mensen in vrijheid moeten kunnen leven: vrij van belemmerende factoren, overtuigingen, postulaten en dergelijke. Om dat te bereiken leven we vele levens. En wellicht hebben we daarbij wél een verantwoordelijkheid ten opzichte van elkaar. Elkaar helpen op die reis, door bijvoorbeeld onze ontdekkingen aan elkaar door te geven. Het doel is vrij worden en blijven. Dat hoop ik ook met sessies die ik geef te bereiken. Dat mijn cliënt zich bevrijdt en vrij is om eigen keuzes te maken, ongehinderd door oorlog, maatschappij, belemmerende overtuigingen, emoties of lichamelijke klachten. Kortom: theologie van de bevrijding, zoals hierboven omschreven. Daarin mag of moet ik mij verantwoordelijk voelen voor de mensen om mij heen. Het christendom met zijn wat eenzijdige nadruk op je leven hier en nu én je verantwoordelijkheden in het hier en nu -ook ten opzichte van de mensen om je heen- kan een correctie zijn van al te groot egocentrisme.
Noten:
- Fenomenologie houdt zich bezig met het beschouwen van een verschijnsel zelf, zonder dat men zich afvraagt waarvan het een verschijnsel is. Het is een methode om alvorens men uitspraken doet, eerst het verschijnsel te leren zien zoals het is.
- Bonhoeffer leefde van 1906 tot 9 april 1945. Hij was een van de laatste slachtoffers van de Nazi’s. Zij vermoordden hem omdat hij medeplichtig zou zijn aan een aanslag op Hitier. Bonhoeffer liet geen groots, kant en klaar werk na. Zijn gedachten schreef hij fragmentarisch neer op papier in de gevangenis.
- “Antwort auf Hiob” van CG. Jung verscheen in 1952, ISBN 3423150629. Ik citeer uit het voorwoord: “Die Aussagen der Bibel sind für ihn (= Jung E.M.) Äusserungen der Seele und in der Entwicklung des Gottesbildes sieht er den Weg der menschlichen Selbsterkenntnis als Prozess der Selbstwerdung, als Selbstbewusstwerdung des Menschen.” Een klein, maar zeer lezenswaardig boekje!
- Origenes leefde van 185 – 255 na Christus. Hij was een Grieks kerkelijk schrijver en liet ruim 800 werken na. Hij stond sterk onder invloed van de ideeën van Plato en mogelijk (de geleerden zijn het er niet over eens) heeft hij een vorm van reïncarnatie aangehangen. Zijn gedachten werden echter afgewezen door de toenmalige kerk.
- Zie bijvoorbeeld het boek “Herinnering” van Roger J. Woolger, Lemniscaat 15BN90-6069-785-5. 23