Polariteit: het eten van de boom der kennis

MARTINE SCHOLTE
“Polariteit: het eten van de boom der kennis” (1992) 

De vraag waarom en waartoe, houdt de mensheid al bezig sinds ’s mensen heugenis. Ook, of misschien wel juist in de therapeutische praktijk. Met name in de reïncarnatietherapie lijken we steeds geconfronteerd te worden met oorzaak en gevolg. In regressies vinden we misbruikende ouders, traumatische geboortes, een keur aan slachtofferlevens én als het meezit een agressorleven, de mogelijke bron van de beperkende postulaten en de oplossing van HET PROBLEEM. Zoals mijn Belgische studiegenoten en collega’s Douwe Nutterts en Chris van de Velde jaren geleden al ontdekten: je kunt terugzoeken tot in het oneindige, wat ze ook deden toen ze in reeksen sessies zichzelf tegenkwamen in het “Oerbegin” en naar aanleiding daarvan een model ontwikkelden. (Parameter 1988, 4).

Homing
Een van de technieken die reïncarnatietherapeuten kunnen toepassen is de “Homing”-techniek. De bedoeling daarvan is iemand, die alleen ellende tot zijn ervaringen rekent, in contact te brengen met zijn krachtbron en zijn vermogen tot het voelen van vreugde en, als het mag, veiligheid.
In mijn praktijk heb ik gemerkt dat een “Homing” een hele sterke interventie kan zijn, mits aan een aantal voorwaarden wordt voldaan.
Een suggestie als: stel je voor dat je bent op een plaats en tijd waar je je volledig thuis en veilig voelt, waar zou je dan zijn, hoe voel je je dan? brengt de meeste mensen in een soort oergevoel, een baarmoedergevoel. De kenmerken van dit gevoel zijn vooral te beschrijven in termen van ontkenning: er is niet-ik, niet-jij, er is geen tijd, ook geen plaats, geen leegte maar ook geen gebondenheid, niets hoeft, er is geen moeite of moeten, er is “gewoon” ZIJN, en EEUWIGHEID.
Iemand die zich volledig in dat gevoel verplaatst, maakt een zeer ontspannen, vredige indruk. De animo om daaruit weg te gaan is meestal niet bijster groot. Hij zou uren zo kunnen blijven liggen, maar na die uren, of minuten, slaat toch iets toe wat we misschien met verveling kunnen betitelen. In het hier en nu zal de persoon zich herinneren dat hij nog meer te doen heeft, of hij krijgt domweg zin om op te staan om uit te zoeken wat het leven nog meer te bieden heeft.
Terugkerend naar het oer- of baarmoedergevoel gebeurt hetzelfde (therapie lijkt soms net het leven zelf!): er ontstaat een soort nieuwsgierigheid, een eerste rimpeling, een impuls tot…… Dit verschijnsel, zoals ik het “life” in deze sessies tegenkom, wordt genoemd in Oosterse literatuur, in Sufi-verhalen e.d.
Er zijn mensen die volhouden dat ze “eruit geschopt” worden. De vraag is: wie schopt je eruit, bij wie kun je verhaal halen? Wie kun je ervoor verantwoordelijk stellen dat je leeft? God? Je ouders?

Dualiteit
Op het moment dat iemand de verantwoordelijkheid neemt voor zijn nieuwsgierigheid, zijn impuls (en dit is een voorwaarde voor het slagen van dit soort sessies), kan het gaan gebeuren: het eten van de Boom van Kennis van Goed en Kwaad, de val uit het Paradijs, hij krijgt een lichaam, mannelijk of vrouwelijk, hij wordt afgescheiden, de dualiteit wordt deel van de werkelijkheid.
In een sessie komt dan vaak de angst op: waar begin ik aan, de veiligheid is weg, nu kan er van alles gebeuren.
Dat was natuurlijk ook de bedoeling. Zoals een van mijn cliënten na afloop van een dergelijke sessie met een lucide helderheid zei: “Exploreren, niet meer dan dat!”

Iedereen kent wel de ervaring van de uitdaging. Je staat op de hoogste verdieping van het Centre Beaubourg, aan de buitenzijde van het gebouw. Slechts een simpel hekje vormt de scheiding tussen je lichaam, staande op de omloop, en je lichaam, vallend via buizen en uitsteeksels naar de harde tegels en geparkeerde auto’s beneden. Wat zou er gebeuren als….. Je kijkt naar een machine die ronddraait, snel en met scherpe messen. Wat zou er gebeuren als ik mijn hand erin stak. Het oerbegin is net het leven zelf, maar terug naar het oerbegin.

Mijn cliënt maakt zich los uit de eenheid en er ontstaat een ik-besef. En daarmee het besef dat er anderen zijn. Het exploreren neemt een aanvang. Natuurlijk is er nog geen enkele ervaring, alles moet geprobeerd en uitgevonden worden. Als we kijken naar bijvoorbeeld het begrip “Macht”, dan is dat een neutraal begrip. Het is niet goed en het is niet slecht, je kunt er letterlijk alle kanten mee op. En dat doen we natuurlijk ook. En “de anderen” met ons. Dat gaat goed, maar dat gaat even vaak “verkeerd”, dat wil zeggen, dat kan pijn teweegbrengen. Degene die pijn doet kan een schuldgevoel opbouwen, degene die pijn wordt gedaan pantsert zich. Het volgende moment zijn de rollen omgedraaid en wordt degene die pijn doet de gepijnigde. En pantsert zich.
Schaamte en schuld ontstaan, de mens bedekt zijn naaktheid met een vijgenblad. Het je anders voordoen dan je bent neemt een aanvang, en het gevolg is isolatie. Maar het leven, het verlangen zit binnenin. We komen uit de Eenheid en verlangen ernaar terug. Op het moment dat het lijden en de eenzaamheid niet meer te dragen zijn ontstaat een crisis, dan vragen we om hulp (of gaan in therapie). We proberen (een stukje van) ons pantser te smelten.
Macht: we kunnen het gebruiken en we kunnen het misbruiken. Maar dat kan in feite pas als je alle kanten van de macht gezien en verkend hebt. Tot die tijd zijn we aan het exploreren, niet meer en niet minder.

Als blijkt dat we pijn teweeg hebben gebracht kunnen we twee dingen doen: we kunnen accepteren dat we slachtoffers hebben gemaakt, er verdriet over hebben of niet, en verder leven, een ervaring rijker. Met die ervaring is er dan ook de keuze: we doen het weer (MISbruik) of we doen het nooit meer op die manier, maar anders (GEbruik, of exploreren).

Projecteren
Soms is het gevoel van schuld zo groot dat we het niet kunnen accepteren: dit is niet gebeurd (ontkenning) of dit moet dood in mij (afsplitsen van een deel van jezelf, je schaduw). Het kwaad bestaat wel, maar wij zijn het niet. Het is de ander, de buurman, een collega, Ajax (of Feyenoord), Duitsland (of de Joden).
We zijn aan het projecteren. Nu is het zo dat de energie die we uitzenden de neiging heeft aan gelijksoortige energie aan te haken. Wie schetst onze verbazing als die ene collega inderdaad zo’n klootzak blijkt te zijn. We hebben onze weerstand geprojecteerd en zie daar: de weerstand komt bij ons terug in de gedaante van onze medemensen. Onze ouders in de eerste plaats. En zo wordt projectie dus je kans om te leren wat je tot nu toe vermeden hebt (Het leven zelf lijkt soms net therapie.)
Een cliënt werd na een sessie overvallen door spijt en wanhoop: als ik dat maar eerder geweten had, dan had ik niet zulke ouders hoeven kiezen, en niet zo’n echtgenoot. Dan was al die ellende me bespaard gebleven.
Het punt is dat ze het nu eenmaal niet wist. Daarvoor juist die ouders en die echtgenoot, vanwege de kans op juist die ervaringen. Exploreren, niet meer en niet minder.
Causaliteit krijgt op deze manier een heel andere betekenis. En we kunnen ophouden te zoeken naar die eerste oerervaring waarbij het mis ging. Er gaat niets mis, maar het kan wel heel erg pijnlijk zijn. Behalve onze schaduw kunnen we ook datgene projecteren wat we graag zouden willen zijn. In een goed of minder goed huwelijk brengen beide partners hun eigen kwaliteiten in. De ander “hoeft” dan niet die eigenschap in zichzelf te ontwikkelen. Na de dood van een der partners, of na een scheiding, zie je dan vaak dat de vrouw leert haar huis te bouwen, en de man om het zijne schoon te houden.

Verwarring
Je kunt op bovenstaand verhaal reageren met instemming of met (h)erkenning, je kunt het er deels of helemaal niet mee eens zijn, en wel hierom of daarom, maar je kunt er ook door in verwarring raken.
In de praktijk van de therapie krijgt iedereen regelmatig met het verschijnsel verwarring te maken, die van je cliënt en/of die van jezelf. Er is iets eigenaardigs aan verwarring. In eerste instantie lijkt het heel vervelend, verwarring. Daar moeten we zo snel mogelijk uit en vanaf, want als je in verwarring bent heb je geen controle meer. In tweede instantie is verwarring een overlevingsmechanisme: ik weet het niet meer hoor, ik ben er niet meer bij.
En dat laatste klopt: je bent er niet meer bij. Er is kennelijk iets gaande en je bent er niet mee in contact, om welke reden dan ook. Je wilt er niet aan, het doet je wereldbeeld trillen op zijn grondvesten, het geeft je een verantwoordelijkheid waar je geen trek in hebt.
Als we kijken naar bijvoorbeeld dissociatie, dan zien we dat het op verschillende manieren bruikbaar is. Iemand die martelingen ondergaat kan psychisch overleven door te dissociëren, dat wil zeggen: een deel van het bewustzijn splitst zich af, zoekt een plekje aan het plafond of, misschien prettiger, ergens buiten, waar het mooi en vooral veilig is. Het lichaam ondergaat de pijn in een meer of volledig onbewuste toestand. Mensen die in oorlogssituaties mogelijk in deze omstandigheden terecht kunnen komen wordt geleerd hoe te dissociëren.
Ook kinderen die (seksueel) mishandeld worden dissociëren meestal. Het resultaat kan zijn dat als het kind eenmaal volwassen is, het het trauma vergeten is, tenminste het trauma is niet bewust. Verschillende delen hebben zich afgesplitst en vormen, al of niet in contact met elkaar, de gehele persoonlijkheid. Dissociatie is op dat moment een probleem geworden, de persoonlijkheid functioneert niet meer als een geheel.
In de therapie tenslotte gebruiken we dissociatie als interventie: als een bepaald traject te zwaar of onoverzichtelijk is, is het mogelijk een deel van de persoon te laten “afsplitsen” om vanuit een veilige, gedissocieerde positie te “zien” wat zich heeft afgespeeld. Hetzelfde mechanisme kunnen we toepassen op verwarring: verwarring, een soort dissociatie, geeft ons de gelegenheid uit een situatie te stappen of te blijven die we niet aankunnen of niet denken aan te kunnen.
De volgende stap is, elke keer als we in verwarring raken, ons bewust te worden dat we in verwarring raken en vervolgens uit te zoeken wat er nu eigenlijk gaande is. Er is iets waar we geen contact mee hebben, en het is belangrijk, zo belangrijk dat we er in eerste instantie niets mee te maken willen hebben, want we gaan er van weg, we creëren verwarring.
En zo wordt verwarring even bruikbaar als projectie: het stelt ons in staat ons bewust te worden van het feit dat er iets gaande is wat ons aangaat, en stappen te ondernemen dat “iets” in het bewuste te brengen, en zo licht te laten vallen op datgene wat tot dan toe in de schaduw lag.

En dit laatste is naar mijn ervaring de essentie van het leven (en van therapie): licht te brengen in de duisternis, het ontbrekende in te vullen.
Dit impliceert ook dat er geen einde aan komt. Zolang er nog iets te leren is zullen we dat doen, in een menselijk lichaam of in een andere, op dat moment meer geschikte behuizing. Nieuwsgierigheid, exploratie. (Of in het leven geschopt worden door God of je ouders, iedereen is vrij om er zo over te denken, maar voor mij is het een doodlopende weg.)
Dat impliceert ook dat geen enkele therapie of groei-cursus de uiteindelijke oplossing kan bieden: achter elke deur die is opengegaan ligt weer een nieuw gebied om te ontdekken. Zoals Tolkien zegt: “De weg gaat verder, eindeloos, vanaf de deur waar hij begon”.

Of om met Poeh te spreken:
Voor het kennen van de Weg
moeten we gewoon op Weg.
je dingen doen, liefst met plezier,
(dat hoeft niet daar,
je kan ’t ook Hier)
heel simpel op de Poeh-Manier.
maar ga niet Zoeken naar de Weg,
want je zal zien, dan is hij weg.

ik ben ik
en jij bent jij,
dat weten we allebei;
maar als jij nu de dingen doet,
de dingen die jij kan,
dan vind je heus de Weg vanzelf,
en de Weg komt achter je an!

Hoft, Tao van Poeh.